Voeding

Vitamine D is een belangrijke vitamine die de gezondheid ondersteunt en helpt om de weerstand van het lichaam in stand te houden. Zonlicht is de belangrijkste bron van vitamine D. Via het zonlicht op de huid kan het lichaam zelf vitamine D aanmaken. Ook komt vitamine D in de voeding voor in twee vormen: ergocalciferol (vitamine D2) en cholecalciferol (vitamine D3). Zo is vitamine D bijvoorbeeld aanwezig in vette vis en (in wat lagere gehaltes) vlees en eieren.

Gemiddeld krijgen Nederlanders vanaf 7 jaar zo’n 2 tot 4 microgram vitamine D per dag binnen via hun voeding. Het aantal voedingsmiddelen dat een bijdrage levert aan de vitamine D-voorziening is grotendeels beperkt tot (vette) vis, leverproducten en eieren. In roomboter zit van nature vitamine D, maar veel minder dan wat er wordt toegevoegd aan margarines en halvarines. Ook aan kunstmatige zuigelingenvoeding wordt volgens de geldende EU-richtlijn vitamine D toegevoegd (1 tot 2,5 microgram/100 kcal). Vanaf 2007 mag in Nederland ook aan andere voedingsmiddelen vitamine D worden toegevoegd, waarbij een maximaal verrijkingsniveau geldt van 4,5 microgram/100 kcal om een te hoge inname te vermijden (bron: voedingscentrum.nl, artikel over Voedingsnormen en suppletieadviezen vitamine D).

Het lichaam ontvangt dus een combinatie van vitamine D die door het lichaam wordt aangemaakt vanuit zonlicht en vitamine D vanuit de voeding. Een juist gehalte vitamine D  in het lichaam helpt om het immuunsysteem te activeren. Een goed werkend immuunsysteem voorkomt ziekten en allergieën, geeft weerstand tegen infecties en zorgt ervoor dat we weer snel en goed van ziekten en blessures herstellen. Diverse wetenschappelijke studies tonen dit aan.

Deze basishoeveelheid vitamine D is echter niet altijd toereikend. Dan kan het raadzaam zijn een supplement in te nemen, zeker in de wintermaanden en/of momenten dat de weerstand extra ondersteuning kan gebruiken. Een (huis)arts kan hierover, per persoon en situatie, een passend advies geven.